Bunckman sage

De Voorthuizer Bunckman sage

Lang geleden reisde over de Veluwe een kleine violist van stad naar stad, van kasteel naar kasteel en vermaakte met zijn liederen en balladen in ruil voor slechts enkele zilverlingen de kinderen op het marktplein en de ridders en kasteelheren in hun vestingen.

Bunckman

Hij was een gewaarschuwd man toen hij, na een bezoek aan Amersfoort via de oude hessenwegen naar het Oosten trok. Vaak was hem verhaald van “de Reus Bunckman” die leefde van roof en plundering op de heidevelden nabij Stroe en Garderen. Rond de middag bevond de muzikant zich ter hoogte van Voorthuizen en naarmate de avond viel werd hij toch onrustig. Zijn pas ging wat sneller en zijn ogen dwaalden over de vlakte op zoek naar datgene waarover hem zo vaak was verteld nl. “de Reus Bunckman” en waarvoor velen in die tijd gaarne een grote omweg maakten.

Plotseling voelde hij een hand in zijn nek en als een veertje werd hij bijna een meter van de grond getild. De bulderende lach van de reus deed de bomen schudden en de bladeren vallen. De buidel met zilverlingen werd de muzikant van de gordel gerukt en met een wijde boog belandde de violist naast zijn instrument in het mulle zand. De reus hief zijn houten knots, die bestond uit een complete knotwilg en juist voor hij deze zou laten neerdalen op de arme muzikant sprak deze: “Bunckman, sta mij toe een laatste wens te kunnen vervullen”. Bunckman genoot van de angst van deze schriele verschijning met zijn viool, liet zijn moordwerktuig zakken en bulderde: “een laatste wens? Ha, ha, wat mag dat dan wel zijn”. De violist stond op, klopte het zand van zijn verfrommelde kleren, nam zijn viool en strijkstok en zei: “Laat mij nog éénmaal spelen op mijn instrument, dat ridders begeesterde en hofdames ontroerde”.

De reus plaatste zijn armen over elkaar en met een minachtende blik keek hij neer op de kleine man, “Speel, maar doe het snel”, brulde hij. Terwijl de zon onderging en de lucht rood kleurde boven de eindeloze vlakte rond Voorthuizen, ontlokte de violist de mooiste melodieën aan het instrument. Hij speelde romantisch en Bunckman dacht aan zijn jeugd. Hij speelde woest en Bunckman dacht aan zijn plunderingen en hij speelde langzaam, heel langzaam, met hoge ijle tonen.

De kleine violist herwon zijn zelfvertrouwen. Zijn pientere oogjes glinsterden toen zijn tonen hoger en hoger werden. Op zijn wonderviool maakte hij muziek die kruiken had laten breken en kristallen glazen uiteen had doen spatten. Hij kende de kracht van zijn instrument.

Hoger en hoger werden de tonen. “Hou op, hou op….”, brulde de reus en hij greep met beide handen naar zijn woeste kop. De violist haalde nog éénmaal de strijkstok over zijn wonderinstrument, een scherpe kras verscheurde de stilte en met een zware plof viel de Voorthuizer Reus Bunckman ter aarde.
Hij was niet meer….!